Hieronder vindt u een uittreksel van de Prinsjesdag-special, gepubliceerd door het Register Belastingadviseurs. Gezien de hoeveelheid tekst, hebben wij voor u een keuze gemaakt van de meest relevante passages. Klik op een van de titels hieronder om de tekst zichtbaar te maken of te verbergen.
BELASTINGPLAN 2020
In het Belastingplan 2020 (Kamerstuk 35302) staan maatregelen die tenzij anders aangegeven, op 1 januari 2020 ingaan. Aan het Belastingplan 2020 ontlenen wij het volgende.
- Inkomensbeleid en koopkrachtpakket
Onder het koopkrachtpakket 2020 vallen de volgende maatregelen:
- De invoering van het tweeschijvenstelsel voor de inkomstenbelasting die per januari 2021 zou plaatsvinden, wordt naar voren gehaald en wordt al per 1 januari 2020 gerealiseerd. In 2020 geldt dan een basistarief van 37,35% tot € 68.507 en een toptarief van 49,5%. Voor AOW-ers geldt nog een drieschijventarief met een tarief van 19,45% in de eerste en tweede schijf en 37,35% in de derde schijf.
- (Zie de tabel uit de MEV voor een cijfermatig overzicht van belasting- en premietarieven).
- Er wordt vastgehouden aan het afbouwtraject van het maximale aftrektarief voor de aangewezen grondslagverminderende posten. In 2020 geldt hiervoor een tarief van 46%.
- De algemene heffingskorting in de IB wordt in twee stappen verhoogd: met € 78 in 2020 en met € 2 in 2021. Deze verhoging komt bovenop de beleidsmatige verhoging die al in het basispad zat. Dat komt dan neer op een totale verhoging in 2020 van € 234 ten opzichte van 2019 en een totale verhoging in 2021 van € 90 ten opzichte van 2020.
- De arbeidskorting wordt bovenop de verhoging die al in het basispad zat over het gehele traject verhoogd met in totaal € 285 extra, verdeeld over drie stappen in 2020, 2021 en 2022.
- De zelfstandigenaftrek wordt vanaf 1 januari 2020 van € 7.280 tot en met 2027 verlaagd met € 250 per jaar en per 1 januari 2028 met € 280 tot uiteindelijk € 5.000 met ingang van 1 januari 2028.
- De beloofde verlaging van het hoge Vpb-tarief in 2020 gaat niet door. Daarnaast stelt het kabinet ook voor om het hoge tarief van de vennootschapsbelasting in de structurele situatie met 1,2%-punt minder te verlagen. In 2020 wordt daarmee het tarief in de eerste tariefschijf van de Vpb 16,5% en blijft het tarief in de tweede tariefschijf 25%. Vanaf 1 januari 2021 worden de Vpb-tarieven 15% in de eerste tariefschijf en 21,7% in de tweede tariefschijf.
- Ofschoon daar nog geen concrete voorstellen voor zijn opgenomen in het belastingpakket, laat het kabinet wel weten dat het van plan is om per 2021 het effectieve tarief van de innovatiebox te verhogen van 7% naar 9%, de liquidatie- en stakingsverliesregeling aan te passen en de betalingskorting voor de Vpb af te schaffen.
- Aanpassingen in de werkkostenregeling
- In de werkkostenregeling (WKR) worden de volgende aanpassingen doorgevoerd:
- De vrije ruimte wordt vergroot door de invoering van een tweeschijvenstelsel in de berekening van de vrije ruimte: het percentage van de vrije ruimte bedraagt 1,7% voor de eerste € 400.000 van de fiscale loonsom plus 1,2% over resterende loonsom. Dat levert een extra vrije ruimte op van maximaal € 2.000.
- Vergoedingen voor de verklaring omtrent gedrag (VOG) en daarmee vergelijkbare buitenlandse verklaringen komen niet meer ten laste van de vrije ruimte. Daarvoor gaat een gerichte vrijstelling gelden.
- De termijn waarbinnen werkgevers de in het kader van de WKR verschuldigde eindheffing moeten vaststellen wordt met een aangiftetijdvak verlengd. Daardoor hebben zij meer tijd om de juiste verschuldigde eindheffing in verband met overschrijding van de vrije ruimte vast te stellen.
- Branche-eigen producten worden voortaan altijd gewaardeerd op de waarde in het economische verkeer. Werkgevers kunnen hun werknemers goederen verstrekken die in het bedrijf zelf of in een verbonden vennootschap zijn geproduceerd. Nu nog moet de waarde van deze branche-eigen producten in beginsel worden bepaald op het door de werkgever aan derden in rekening te brengen bedrag (factuurwaarde). Maar voor deze branche-eigen producten bestaat ook een gerichte vrijstelling tot een bedrag van ten hoogste 20% van de waarde in het economische verkeer. Om de bepaling van de waarde van het branche-eigen product in lijn te brengen met de kortingsregeling, worden deze producten voortaan steeds gesteld op de waarde in het economische verkeer.
- Verlaagd btw-tarief voor elektronische uitgaven
Voortaan geldt het verlaagde btw-tarief voor elektronische uitgaven zoals e-books, digitale kranten en voor langs elektronische weg geleverde audioboeken. Het verlaagde btw-tarief geldt alleen voor elektronische uitgaven als deze vergelijkbaar zijn met uitgaven op fysieke dragers waarop het verlaagde btw-tarief van toepassing zou zijn, maar voor elke elektronische uitgave hoeft qua inhoud geen identieke fysieke tegenhanger van dezelfde aanbieder te bestaan. Het verlaagde btw-tarief kan ook van toepassing zijn op langs elektronische weg geleverde digitale educatieve informatie onder voorwaarde dat deze informatie (nagenoeg) uitsluitend is bestemd voor informatieoverdracht in het onderwijs, waarbij dit laatste objectief kenbaar of duidelijk moet zijn. Verder wordt ook het verlenen van toegang tot nieuwswebsites (zoals webpagina's van dagbladen, weekbladen en tijdschriften) onder het toepassingsbereik van het verlaagde btw-tarief gebracht. Bijkomstige gebruiksmogelijkheden (zoals een zoekfunctie) staan niet in de weg aan toepassing van het verlaagde btw-tarief. Elektronische uitgaven of nieuwswebsites mogen niet uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit reclamemateriaal, of uit video-inhoud of beluisterbare muziek.
- Twee nieuwe vrijstellingen in de assurantiebelasting
Er komen twee vrijstellingen voor de assurantiebelasting, namelijk voor:
- Verzekeringen die geheel of gedeeltelijk mogelijke financiële verplichtingen afdekken die een werkgever heeft bij de verplichting om het loon van een werknemer door te betalen in geval van ziekte of doordat hij (als eigenrisicodrager) zelf het risico draagt van de betaling van ziekengeld, WGA- en overlijdensuitkeringen.
- De brede weersverzekering voor actieve landbouwers om weerrisico's af te dekken.
Ministerie van Financiën 17-9-2019
WETSVOORSTEL OVERIGE FISCALE MAATREGELEN 2020
In het wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen 2020 (OFM 2020; Kamerstuk 35303) staan maatregelen die geen of nauwelijks gevolgen hebben voor het budgettaire- en koopkrachtbeeld voor 2020, maar waarvan het wel wenselijk is dat ze per 1 januari 2020 in werking treden. Dit wetsvoorstel bevat onder meer het volgende:
- S&O-afdrachtvermindering
- Het aantal momenten per jaar waarop een S&O-verklaring kan worden aangevraagd, wordt uitgebreid van drie naar vier. RVO.nl zal monitoren in hoeverre gebruik wordt gemaakt van deze mogelijkheid. Na drie jaar zal deze verruiming worden geëvalueerd.
- Het uiterste moment voor het indienen van een aanvraag wordt gesteld op de dag voorafgaand aan de periode waarop de aanvraag betrekking heeft, in plaats van ten minste een maand voorafgaand aan die periode. Voor aanvragen die betrekking hebben op de periode die ingaat op 1 januari van een kalenderjaar, wordt de uiterste indieningsdatum gesteld op 20 december van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.
- Aan de WVA wordt een delegatiebepaling toegevoegd om bij ministeriële regeling regels te kunnen stellen over de verschoonbaarheid van een termijnoverschrijding in geval van een verstoring van het digitale loket. Het moet daarbij gaan om een termijnoverschrijding voor de S&Oaanvraag, de opgave van de burgerservicenummers van de werknemers die S&O hebben verricht en de mededeling van de aan S&O bestede uren en van de eventuele gerealiseerde kosten en uitgaven. De door RVO.nl reeds toegepaste praktijk bij dergelijke verstoringen wordt hiermee gecodificeerd.
- Aanpassing inkeerregeling
- Boetevrije inkeer wordt uitgesloten voor inkomen uit aanmerkelijk belang.
- Het onderscheid in de inkeerregeling tussen inkomen dat in het buitenland is opgekomen en inkomen dat in het binnenland is opgekomen, vervalt.
- Keuzeregeling elektronisch berichtenverkeer
- Er wordt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip een keuzeregeling ingevoerd op grond waarvan de burger kan kiezen of hij berichten van de Belastingdienst elektronisch of per post toegezonden wil krijgen. Het betreft de uitgaande berichten, dus berichten die de Belastingdienst naar de burger verzendt.
- Voor de keuzeregeling gaat het om berichten die rechtsgevolgen voor de burger in het leven roepen of een ander in de wet genoemd bericht, zoals een verzoek om een beschikking of een verzoek van de Belastingdienst om informatie te overleggen.
- De gemaakte keuze geldt in beginsel voor alle uitgaande berichten van de Belastingdienst, dus voor de belastingheffing, de belastinginning en het toeslagendomein.
- De werking van het besluit hangt af van de bekendmaking aan de persoon die het besluit aangaat. Een gemaakte keuze voor verzending heeft tot gevolg dat een besluit dat via een andere dan de gekozen weg is verzonden, niet op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt en daardoor de bezwaartermijn in beginsel niet aanvangt. Een besluit dat niet langs de gekozen weg is verzonden, mag voor de burger in elk geval geen nadelige gevolgen hebben.
- Voor berichten aan de Belastingdienst (de inkomende berichten) gaat de Belastingdienst op termijn een digitale naast een papieren weg openstellen waaruit de burger kan kiezen. Het blijft voor bepaalde inkomende berichten echter wel nodig dat deze uitsluitend langs digitale weg of uitsluitend langs papieren weg naar de Belastingdienst kunnen worden gestuurd. Voor welke berichten deze uitzondering moet worden gemaakt, zal in een ministeriële regeling worden opgenomen.
- Er gelden drie uitzonderingsmogelijkheden omdat (1) op het moment van inwerkingtreding van de maatregel niet alle berichten van de Belastingdienst al digitaal beschikbaar zullen zijn, (2) niet alle groepen personen toegang kunnen krijgen tot de Berichtenbox van MijnOverheid en (3) er omstandigheden kunnen zijn waaronder het keuzerecht niet geldt. Voor ondernemers geldt dat zij met uitzondering van de berichtenstromen met betrekking tot de IB, btw en LB een keuzerecht krijgen. Voor die belastingen doet de ondernemer al verplicht digitaal aangifte.
- Op het moment dat de keuzeregeling in werking treedt, worden aan burgers die een Berichtenbox op MijnOverheid hebben geactiveerd, officiële berichten van de Belastingdienst zowel per post als digitaal verzonden, totdat zij hun keuze kenbaar hebben gemaakt of de redelijke termijn voor het kenbaar maken van een keuze is verstreken. Na afloop van die redelijke termijn zal de Belastingdienst een waarde "papier" of "digitaal" instellen. Burgers die geen actieve Berichtenbox hebben en burgers die zich hebben gemeld voor de maatwerklijst papieren post krijgen hun berichten uitsluitend op papier.
- Spontane aangifte, zonder uitgereikte uitnodiging
- In de praktijk komt het steeds vaker voor dat een ingevuld aangiftebiljet wordt ingediend bij de Belastingdienst, zonder een vooraf verzonden of uitgereikte uitnodiging tot het doen van aangifte. Aan dergelijke spontane aangiften worden bij aanslagbelastingen (bijvoorbeeld de IB, de Vpb, de erf- en schenkbelasting) voortaan dezelfde wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden verbonden als de wettelijke correctie- en sanctiebevoegdheden die al gelden bij aangiften die na een vooraf verzonden of uitgereikte uitnodiging tot het doen van aangifte worden ingediend.
- De aanpassingen van de AWR met betrekking tot de spontane aangifte zien alleen op originele aangiftebiljetten van de Belastingdienst of aangiftebiljetten die voldoen aan de specificaties die de Belastingdienst stelt die zonder een voorafgaande uitnodiging tot het doen van aangifte door belastingplichtigen worden ingediend.
- Er is nog geen regeling getroffen voor aangiftebelastingen (zoals de btw en LB). Het onderzoek naar spontane aangiften bij aangiftebelastingen is nog gaande.
- Voor die gevallen waarin tegen het einde van de gebruikelijke aanslag- en navorderingstermijn een verzoek om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte of een (kwalificerende) spontane aangifte wordt gedaan, wordt de aanslag- en navorderingstermijn met zes maanden verlengd zodat de inspecteur over voldoende tijd beschikt om de betreffende aanslag vast te stellen.
- Aanpassing belastingrente Vpb
Er wordt geen belastingrente in rekening gebracht als de aangifte Vpb wordt ingediend vóór de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de aanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.
- Aanpassing belastingrente erfbelasting
Degene die voor de eerste dag van de negende maand na het overlijden - binnen de aangiftetermijn die als hoofdregel geldt bij een verkrijging in verband met een overlijden - verzoekt om een voorlopige aanslag of aangifte doet, krijgt sinds 1 januari 2019 geen belastingrente in rekening gebracht als de (voorlopige of definitieve) aanslag erfbelasting wordt vastgesteld overeenkomstig dat verzoek of die aangifte. Deze regeling wordt uitgebreid tot aanslagen erfbelasting waarbij de termijn voor het indienen van de aangifte op een ander moment aanvangt dan op de dag van het overlijden of wordt opgeschort. Er wordt geen belastingrente in rekening gebracht als het verzoek om een voorlopige aanslag of de aangifte is ontvangen binnen de aangiftetermijn die in de betreffende situatie geldt als de (voorlopige of definitieve) aanslag erfbelasting wordt vastgesteld overeenkomstig dat verzoek of die aangifte. Het tijdvak waarover belastingrente wordt berekend, vangt in een dergelijke situatie aan op het moment waarop de in die situatie geldende aangiftetermijn is verstreken.
- Implementatie WLTP-testmethode in de autogerelateerde belastingen
- De heffingsgrondslag van de BPM wordt per 1 juli 2020 aangepast van "CO2-uitstoot gemeten conform de NEDC-testmethode" naar "CO2-uitstoot gemeten conform de WLTP-testmethode". De Worldwide harmonized Light vehicles Test Procedure (WLTP) is de door de EU ingevoerde, geharmoniseerde testmethode om de CO2-uitstoot van lichte voertuigen vast te stellen.
- De BPM-tarieftabel wordt per 1 juli 2020 budgettair neutraal aangepast om verandering in de totale BPM-opbrengst als gevolg van de invoering van de WLTP-testmethode te voorkomen. De CO2-schijfgrenzen in de Wet BPM 1992 worden met 10% + 15 g/km verschoven, zodat personenauto's gemiddeld genomen in dezelfde tariefcategorie blijven. Ook de tarieven in de tabel worden aangepast.
- De grens van 50 g/km als criterium voor het halftarief in de MRB wordt niet aangepast bij toepassing van de WLTP-testmethode.
- Voor alle zeer zuinige personenauto's met een datum eerste toelating op de weg (DET) van vóór de oplevering van het nieuwe MRB-systeem (het streven is 1 januari 2021) waarvoor op grond van de CO2-uitstoot vastgesteld conform de NEDC-testmethode een halftarief in de MRB geldt, blijft het halftarief van toepassing tot 1 januari 2025. Nieuwe zeer zuinige personenauto's die daarna worden tenaamgesteld komen alleen in aanmerking voor een halftarief in de MRB wanneer de conform de WLTP-testmethode vastgestelde CO2-uitstoot hoger is dan 0 g/m maar niet hoger is dan 50 g/km. Dit overgangsrecht zal in werking treden bij koninklijk besluit.
- Voor de BPM-heffing gelden in beginsel voor alle nieuwe auto's die per 1 juli 2020 tenaamgesteld worden de nieuwe tarieven. Als dit tot een verhoging van de BPM leidt kan onder voorwaarden, tot twee maanden na inwerkingtreding, aanspraak worden gemaakt op de Wet BPM zoals deze gold vóór de tariefsaanpassing. Voor auto's die op of na 1 juli 2020 voor het eerst in Nederland worden geregistreerd, waarvan de CO2--uitstoot uitsluitend is vastgesteld conform de NEDC-testmethode, en voor de heffing van de BPM als nieuwe auto worden aangemerkt, geldt de Wet BPM zoals deze luidde op 30 juni 2020.
- De toeslag voor personenauto's en bestelauto's die worden aangedreven door een
- motor met een compressieontsteking, de zogenoemde dieseltoeslag, geldt niet voor benzinemotoren met een compressieontsteking.
- In de Wet uitwerking Autobrief II is een fijnstoftoeslag voor dieselpersonenauto's en dieselbestelauto's met een fijnstofuitstoot van meer dan 5 mg/km opgenomen. De inwerkingtreding van die wijziging geschiedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. De fijnstofnorm wordt uitsluitend uitgedrukt in mg/km, terwijl voor bepaalde dieselauto's de fijnstofnorm wordt uitgedrukt in milligram per kilowattuur (mg/kWh). Voor deze groep wordt daarom een fijnstofnorm van 10 mg/kWh ingevoerd, zijnde de Euronorm VI-emissiegrenswaarde. Verder is het leeftijdscriterium van de fijnstoftoeslag bij dieselpersonenauto’s geschrapt. Dieselpersonenauto's die de fijnstofnorm overschrijden en zijn toegelaten na 1 september 2009 worden niet langer van de toeslag uitgesloten. Dieselpersonenauto's die zijn toegelaten na 1 september 2009 en waarvan geen fijnstofuitstoot is geregistreerd worden niet in de heffing betrokken. Als het af-fabriek roetfilter is verwijderd, wordt het betreffende voertuig geacht de fijnstofnorm te overschrijden.
Ministerie van Financiën 17-9-2019, nr. 2019-0000148439
WET FISCALE MAATREGELEN KLIMAATAKKOORD
Het Wetsvoorstel Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord (Kamerstuk 35304) bevat de uitwerkingen van een groot deel van de fiscale maatregelen uit het Klimaatakkoord. Aan het wetsvoorstel ontlenen wij het volgende:
- Mobiliteit
- De huidige korting op de bijtelling zal na 2020 voor nieuwe elektrische auto's van de zaak worden gecontinueerd. Dat betekent dat de korting op de bijtelling in stappen zal worden afgebouwd tot uiteindelijk nul vanaf 1 januari 2026. Dan gaat voor nieuwe elektrische auto's van de zaak het algemene bijtellingspercentage van 22% gelden. De "cap", het deel van de catalogusprijs waarop de korting van thans 18%-punt van toepassing is, wordt in 2021 verlaagd tot € 40.000 en daarna niet meer aangepast. Met ingang van 1 januari 2026 verliest de cap zijn belang omdat op dat moment ook de korting op de bijtelling zal zijn afgeschaft.
- De cap geldt niet voor auto's met een motor die kan worden gevoed met waterstof. Voor die auto's is de korting op de bijtelling niet gemaximeerd. Deze uitzondering wordt uitgebreid tot zonnecelauto's (de definitie hiervan wordt op dit moment onderzocht).
- BPM en MRB emissievrije voertuigen en PHEV's
- Het nihiltarief in de BPM voor emissievrije auto's wordt verlengd tot en met 2024. Vanaf 2025 geldt voor personenauto's met een CO2-uitstoot van 0 gram per km de vaste voet van € 360 (prijzen 2019).
- Het nihiltarief in de MRB voor een personenauto met een CO2-uitstoot van 0 gram per km wordt verlengd tot en met 2024. In 2025 betaalt men voor deze personenauto's 25% van het dan geldende reguliere MRB-tarief en vanaf 2026 100% van het reguliere MRB-tarief. Deze wijziging geldt voor personenauto's, bestelauto's, motorrijwielen, vrachtauto's, rijdende winkels, autobussen en buitenlandse motorrijtuigen.
- In de MRB geldt een halftarief voor een personenauto met een CO2-uitstoot van meer dan nul maar niet meer dan 50 gram per km. In de praktijk voldoen tot op heden alleen Plug-in Hybride Elektrische Voertuigen (PHEV's) aan dit criterium. Dit halftarief in de MRB wordt verlengd tot en met 2024. In 2025 wordt dit halftarief omgezet in een driekwarttarief. Per 2026 vervalt het driekwarttarief en geldt het volledige tarief.
- De huidige correctiefactor voor de massa van een PHEV voor bestelauto's wordt verlengd tot en met 2025 in verband met het zwaardere gewicht van PHEV's ten opzichte van conventionele auto's door de aanwezige batterij.
- Door de Wet uitwerking Autobrief II worden de BPM-tarieven in de periode 2017 tot en met 2020 jaarlijks aangescherpt om gelijke tred te houden met het jaarlijks CO2-zuiniger worden van nieuwe auto's. Na 2020 wordt eenzelfde jaarlijkse aanscherping aangebracht.
- De verlaagde MRB-tarieven voor bestelauto's gaan geleidelijk oplopen met een jaarlijkse stijging van gemiddeld € 24 per jaar (op jaarbasis) vanaf 2021 tot en met 2024. In 2025 wordt het tarief verlaagd met gemiddeld € 24 (op jaarbasis). De tariefaanpassingen worden jaarlijks geïndexeerd.
- De accijns op diesel gaat vanaf 1 januari 2021 met één cent per liter omhoog. Op 1 januari 2023 gaat de accijns op diesel opnieuw met één cent per liter omhoog.
- Verschuiving energiebelasting van elektriciteit naar aardgas
- De energiebelasting in de eerste schijf op aardgas wordt in 2020 verhoogd met vier cent per m³ en wordt de zes jaar daarna verder verhoogd met jaarlijks één cent per m³. In het verlengde hiervan wordt het tarief voor de glastuinbouw in de eerste schijf voor aardgas evenredig verhoogd, met 0,642 cent per m³ in 2020 en met 0,161 cent per m³ in de zes jaar daarna.
- Van de tarieven voor de opslag duurzame energie (ODE) voor 2020 zal 33% van de lasten neerslaan bij huishoudens en 67% bij bedrijven. Hierdoor zal de ODE in de 3e en 4e schijf verder worden verhoogd.
- Onderdeel van de tariefstelling van de ODE voor 2020 is een verhoging van de belastingvermindering in de energiebelasting met € 55.
- Verhoging tarief overdrachtsbelasting niet-woningen
Het tarief van de overdrachtsbelasting voor niet-woningen wordt met ingang van 1 januari 2021 verhoogd van 6% naar 7%.
- Afvalstoffenheffing
Afvalstoffen die uit het buitenland zijn overgebracht naar Nederland om hier te worden verwijderd (in de regel om te worden verbrand), worden voortaan in de heffing van de afvalstoffenbelasting betrokken.
Ministerie van Financiën 17-9-2019, nr. 2019-0000148459
WETSVOORSTEL AFSCHAFFING FISCALE AFTREK SCHOLINGSUITGAVEN
In het Regeerakkoord was vastgelegd dat de fiscale regeling voor aftrek van scholingsuitgaven zou worden vervangen door een niet-fiscale individuele leerrekening. Het op 17 september 2019 ingediende wetsvoorstel tot afschaffing van de in de Wet IB 2001 opgenomen fiscale aftrek van scholingsuitgaven (Kamerstuk 35306) moet dan ook nadrukkelijk in samenhang worden bezien met de invoering van de vervangende regeling: de Subsidieregeling STAP-budget (Stimulans van de Arbeidsmarktpositie) voor natuurlijke personen met een band met de Nederlandse arbeidsmarkt. Vanwege deze samenhang treedt de afschaffing van de fiscale aftrek voor scholingsuitgaven in werking op het moment waarop de Subsidieregeling STAP-budget in werking treedt. De Minister van SZW heeft al eerder laten weten dat de nagestreefde inwerkingtreding van de Subsidieregeling STAP-budget per 1 januari 2020 niet haalbaar is. De inwerkingtredingsdatum van die subsidieregeling is nog niet bekend, zodat het fiscale wetsvoorstel in werking treedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Gezien voorgaande kan in ieder geval in 2020 nog gebruikgemaakt worden van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven.
In het wetsvoorstel is geen overgangsrecht opgenomen voor scholingsuitgaven die worden gedaan in belastingjaren na de afschaffing van de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, hoewel voor deze uitgaven wellicht eerder verplichtingen zijn aangegaan. Dit is achterwege gelaten omdat op grond al minimaal een jaar bekend zal zijn dat de fiscale aftrek van scholingsuitgaven op grond van het onderhavige wetsvoorstel wordt afgeschaft in combinatie met het feit dat in 2016 ook al een wetsvoorstel tot afschaffing van die aftrek is ingediend en het voornemen hiertoe ook is opgenomen in het Regeerakkoord.
Er is wel overgangsrecht opgenomen voor de situatie dat scholingsuitgaven al in aftrek zijn gebracht en daarvoor, na de afschaffing, een teruggaaf wordt ontvangen. Voor die situatie wordt de huidige systematiek van de negatieve persoonsgebonden aftrek gehandhaafd. Het al bestaande overgangsrecht met betrekking tot scholingsuitgaven voor studiejaren tot en met het studiejaar 2014/2015, die destijds door de prestatiebeurs niet tot aftrek leidden, maar alsnog als scholingsuitgaven in aftrek kunnen worden gebracht als de prestatiebeurs niet wordt omgezet in een gift, wordt (anders dan eerder gecommuniceerd) gehandhaafd tot 1 januari 2031.
De Conceptsubsidieregeling STAP-budget is op 15 juli 2019 via internetconsultatie.nl ter consulatie voorgelegd. Uit de conceptregeling maken wij onder meer op dat de nieuwe regeling jaarlijks zo’n 200.000 mensen in staat moet gaan stellen om met een persoonlijk ontwikkelbudget van (jaarlijks) maximaal € 1.000 inclusief btw een opleiding of cursus te volgen. Het doel is dat meer mensen zich ontwikkelen tijdens hun loopbaan en daardoor beter inzetbaar worden op de arbeidsmarkt. De regeling moet zowel voor werkenden als voor niet-werkenden gelden. In de conceptregeling is geregeld dat jaarlijks maar voor één scholingsactiviteit subsidie kan worden aangevraagd.
Ministerie van Financiën 17-9-2019
WETSVOORSTEL HARMONISATIE HANDELSVERKEER EU-LIDSTATEN
Het Wetsvoorstel Implementatie richtlijn harmonisatie en vereenvoudiging handelsverkeer tussen lidstaten (Kamerstuk 35307) bevat maatregelen in het kader van de btw met betrekking tot de overbrenging voor voorraad op afroep en een vereenvoudiging van de wetgeving voor ketentransacties. Het wetsvoorstel bevat de navolgende onderdelen:
- Overbrenging voorraad op afroep
Een ondernemer kan goederen van de ene lidstaat naar een andere lidstaat overbrengen om deze in dat land op voorraad te hebben. De btw-heffing bij een dergelijke overbrenging wordt vereenvoudigd als in de andere EU-lidstaat de koper al wel bekend is, maar de levering nog niet heeft plaatsgevonden. De overbrenging voor deze voorraad wordt vanaf 1 januari 2020 onder voorwaarden niet als een fictieve intracommunautaire levering aangemerkt (regeling inzake voorraad op afroep). Deze voorwaarden zijn:
- De goederen worden verzonden of vervoerd naar een andere lidstaat;
- De leverancier is niet gevestigd en heeft ook geen vaste inrichting in de lidstaat waar de goederen naartoe worden verzonden of vervoerd (lidstaat van bestemming);
- De afnemer is voor btw-doeleinden geïdentificeerd in de lidstaat van bestemming van de goederen en zowel de identiteit als het btw-identificatienummer van de afnemer dat is toegekend door de lidstaat van bestemming, zijn bekend bij de leverancier;
- De leverancier van de goederen neemt het vervoer of de verzending van de goederen op in het in artikel 34, lid 2, letter c, Wet OB bedoelde register. Daarnaast moet de leverancier de identiteit en het btwidentificatienummer van zijn afnemer dat door de lidstaat van bestemming is toegekend, vermelden in de in artikel 37a Wet OB bedoelde Opgaaf ICP.
In artikel 37a, lid 1, Wet OB, is (in een nieuw onderdeel d) een bijzondere listingverplichting geïntroduceerd voor de regeling inzake voorraad op afroep. De leverancier wordt in het kader van de listingverplichting verplicht informatie te verstrekken over de identiteit en het btw-identificatienummer van de ondernemer voor wie de goederen zijn bestemd in het kader van de regeling inzake voorraad op afroep. Het voorgestelde artikel 3b, lid 4, Wet OB geeft een periode van 12 maanden waarbinnen de leverancier de eigendom van de goederen moet overdragen aan de afnemer.
- Ketentransacties
Voor zogeheten ketentransacties (opeenvolgende leveringen tussen ondernemers van dezelfde goederen waarbij sprake is van één intracommunautaire vervoershandeling of intracommunautaire verzending) wordt de btw-wetgeving vereenvoudigd door te bepalen aan welke levering binnen de keten het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire prestatie moet worden toegeschreven. Alleen die levering wordt dan aangemerkt als de intracommunautaire levering. De overige leveringen binnen de keten worden aangemerkt als een binnenlandse levering. De leveringen in de keten vóór de intracommunautaire levering vinden plaats in de lidstaat van aanvang van het intracommunautaire vervoer. De leveringen in de keten na de intracommunautaire levering vinden plaats in de lidstaat waar het intracommunautair vervoer eindigt. Voor de toepassing van de voorgestelde regeling moet eerst worden bepaald wie in de desbetreffende keten de tussenhandelaar is aan wie het intracommunautaire vervoer of de intracommunautaire verzending wordt toegeschreven. De term tussenhandelaar wordt niet bepaald door het spraakgebruik maar is een voor deze regeling gedefinieerd begrip. In artikel 5c, lid 3, Wet OB wordt het begrip tussenhandelaar omschreven. Als vaststaat wie de tussenhandelaar is, zijn er twee mogelijkheden: (1) de intracommunautaire levering vindt plaats aan die tussenhandelaar óf (2) de intracommunautaire levering vindt plaats door die tussenhandelaar. De eerste mogelijkheid is de hoofdregel. De tweede mogelijkheid geldt als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 5c, lid 2, Wet OB.
- Wijziging Uitvoeringsbesluit omzetbelasting
In het wetsvoorstel wordt aangekondigd dat het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting wordt aangepast in verband met de implementatie van de versterking van de status van het btw-identificatienummer.
- Wijziging Verordening 904/2010 en Uitvoeringsverordening 282/2011
In het kader van het harmoniseren en vereenvoudigen van het intracommunautaire handelsverkeer worden ook bepalingen aangepast in de Verordening en Uitvoeringsverordening. Deze behoeven geen implementatie vanwege de rechtstreekse werking.
Ministerie van Financiën 17-9-2019, nr. 2019-0000148502
Wilt u de gehele special nog eens op uw gemak nalezen, download de RB-special Prinsjesdag 2019 dan via deze link.
Bron: Register Belastingadviseurs (© 2019 – Disclaimer)